Deze column is uit de pen van Willem Frederik Erné
en verscheen in De Andere Krant nr. 41 van 22-29 oktober
woordenschat (de; -ten) […] 1 al de woorden die een persoon van een bepaalde taal kent […]
De Chinese wijsgeer Confucius (551-471 v. Chr.) kreeg op een dag van een van zijn leerlingen de volgende vraag: “Meester, wat zou u doen als u geroepen werd om het land te besturen?” Confucius gaf geen beschouwing over economie, defensie of onderwijs. Hij weidde niet uit over sociale problemen, landbouw of religie. Hij antwoordde: “De taal zuiveren.” Toen zijn leerlingen hun verbazing daarover uitten, zei Confucius: “Als de taal niet correct wordt gebruikt, is wat wordt gezegd niet wat wordt bedoeld. En als wat wordt gezegd niet is wat wordt bedoeld, wordt niet gedaan wat moet worden gedaan. Als niet wordt gedaan wat moet worden gedaan, zullen de moraal en de kunsten achteruitgaan. En zonder goede moraal kan er geen goede rechtspraak zijn. En als het eenmaal zo ver is gekomen, zullen de mensen zich hulpeloos afvragen wat mag en moet en kan. Daarom kan willekeurig taalgebruik niet worden geduld.”
Met slecht onderwijs tiert willekeurig taalgebruik echter welig. Auteur C.F. van der Horst besteedt in zijn dit jaar verschenen boek De verborgen verschrikkingen van de psychiatrie. Ouders en leerkrachten misleid ruim aandacht aan het (taal)onderwijs en constateert een schrikbarend verval. Hij citeert Ad Verbrugge, medeoprichter en voorzitter van Beter Onderwijs Nederland: “Onze eens zo florerende onderwijscultuur is in de kern aangetast door de massale invoering van modieuze en slecht doordachte vormen van didactiek (2012).” In de kern aangetast taalonderwijs heeft rampzalige gevolgen voor de samenleving, want taal is de basis van bijna alle menselijke interactie. Als het taalonderwijs tekortschiet, snapt een kind niet wat het leest, ook de uitleg van een som niet, en kan het niet verder. Bovendien wordt taalachterstand maar zelden ingehaald.
Het taalonderwijs is niet altijd slecht geweest. Van de kinderen die tot en met de jaren 1950 de aap-noot-miesmethode voorgeschoteld kregen, kon 95 procent binnen een jaar lezen. En ze begrepen wat ze lazen. Dat percentage is met elke onderwijsvernieuwing teruggelopen, ook omdat bijna elke vernieuwing een vermomde bezuiniging was. Taalkundige Willem de Haan stelt in zijn boek De rol van het leermiddel van 1800 tot heden (2013), dat de veranderingen in het taalonderwijs steeds gericht waren op de kleine groep leerlingen die onvoldoende kon lezen en spellen, maar dat al die veranderingen averechts gewerkt hebben. Hij zegt dat tegenwoordig in groep 4 en 5 slechts zo’n 55 procent van de kinderen geen beroep op remedial teaching hoeft te doen, bijles dus. Nogal een verschil met die 95 procent uit de jaren 1950.
Maar in die tijd beschouwde men woordenschat als de basis van taalbeheersing. En terecht, vindt dr. Marianne Verhallen, woordenschatdeskundige. Om te kunnen begrijpen wat er in een tekst staat, moet je ten minste 95 procent van de woorden in die tekst kennen, actief dan wel passief. Andere taalkundigen menen dat 100 procent vereist is. Dat wordt tegenwoordig bij lange na niet gehaald. Leerlingen worden geacht een tekst te leren begrijpen uit de context. Door hun tekortschietende woordenschat leidt dit tot giswerk, raden, en je raadt het al: tot onbegrip.
Verbrugge formuleert het mechanisme achter de verwording van het onderwijs als “een pervers samenspel van geld, wetenschap, macht en politiek dat er uiteindelijk toe heeft geleid dat ons onderwijs voorwerp van windhandel is geworden.”
En niet alleen ons onderwijs…
Laten we in vredesnaam Confucius’ woorden ter harte nemen en taal op nummer 1 zetten. Voor de verandering…
Willem Frederik Erné is romanschrijver.
Zijn vierde roman, Toen de kraaien…,
verschijnt 6 januari 2023. ISBN: 9789082765335